Overslaan en naar de inhoud gaan

BOUVIER DES ARDENNES

 

KORTE GESCHIEDENIS EN ALGEMEEN

Er wordt van de Bouvier des Ardennes aangenomen dat dit ras in 1700 is ontstaan door kruisingen uit lokale rassen.

Pas in 1996 werden er in de streek van Antwerpen honden ontdekt waarvan men dacht dat het Ardeense koehonden waren. Later begon men zich meer toe te leggen op de heropbouw van het ras.

Dit type van Bouvier is minder zwaar en robuust dan de Bouvier des Flandres en hij is kleiner. Ook het hoofd is langer en minder massief.

In tegenstelling tot de Bouvier des Flandres bij wie de staart vroeger werd gecoupeerd wordt de Bouvier des Ardennes meestal staartloos of met een stompstaart geboren maar we zien ook af en toe een lange staart die in landen met een coupeerverbod uiteraard niet mag ingekort worden.

Alle vachtkleuren zijn toegelaten met uitzondering van wit.

Dit ras is nog vrij onpopulair en momenteel niet wijd verspreid.

 

VERZORGING

De beharing is droog, warrelig en ruw.  Het volstaat goed te kammen en te borstelen.

Dit ras moet niet getrimd worden en vergt dus minder onderhoud dan de Bouvier des Flandres.

 

KARAKTER

De Bouvier des Ardennes is een actieve hond en vooral geschikt voor wie veel met een hond wil bezig zijn. Voor wie op de buiten woont is deze hond ideaal omdat hij geselecteerd werd om te leven in open lucht hoewel hij ook geniet van een nauw contact met het gezin.

Hij is waakzaam, gehoorzaam en gemakkelijk op tee voeden.

 

RASVERENIGING

Belgische Club Belge Bouvier des Flandres en des Ardennes (KKUSH Nr. 0070)

https://www.lebouvier.be

 

RASSTANDAARD

Deze kan u terugvinden op de FCI-website ( https///www.fci.be ) in het Frans, Engels, Duits en Spaans.

Onder vindt u de Nederlandse vertaling :

FCI nummer 171

Land van herkomst : België

Datum van publicatie van  huidige geldige standaard : 25 oktober 2000

 

GEBRUIK

Oorspronkelijk een echte koehond gewend aan de openlucht en het ruige werk van het verzamelen, hoeden en het drijven van het vee.

Heden nog is de Bouvier des Ardennes, in het minimum van formaat voor een maximum van efficiëntie, een diensthond in het algemeen en vooral een bewaker van de kuddes en van huis en erf.

 

CLASSIFICATIE FCI

Groep 1 : Herdershonden en veedrijvers (uitgezonderd de Zwitserse veedrijvers)

Sectie 2 : Veedrijvers (uitgezonder de Zwitserse veedrijvers

Met werkproef

 

KORTE GESCHIEDENIS VAN HET RAS

In de Belgische Ardennen werd de Bouvier des Ardennes altijd al “chien de vache” (koehond) genoemd en geselecteerd op basis van zijn capaciteiten.

Eerder dan aan zijn uiterlijk dankt hij zijn naam aan de praktijk van het hoeden en drijven van runderen en aan de streek van  de uitoefening van zijn taken.

Het ruwe klimaat, het lastige en specifieke ‘labeur’, het heuvelachtig reliëf en de armoede van de streek hebben het type geboetseerd.

Alleen de meest rustieke en de best presterenden van een opzettelijk beperkt gehouden fokproductie bleven in leven om de kuddes te drijven, meestal melkkoeien en schapen maar in de 19de eeuw ook varkens en paarden.

Vanaf de 19de eeuw werd hij ingezet voor de drijfjacht op herten en everzwijnen en gedurende de twee wereldoorlogen werd hij de hond van de wildstroper.

Op het einde van de 19de eeuw gelijkt de koehond op een ruwharige herder maar hij is wel krachtiger, forser en bijtlustiger.

Met als doel het onderzoeken en het vastleggen van uiterlijke gelijkenissen worden dan op de Belgische tentoonstellingen klassen voor koehonden opengesteld.

Het is op 27 april 1903, op de tentoonstelling van Luik, dat professor Reul “Tom” ontdekt, de eerste hond die beantwoordt aan het ideale koehondtype (destijds zonder nadere beschrijving).

In 1913 wordt de “Société Liégeoise pour l’amélioration du chien de bouvier de la province de Liège et des Ardennes opgericht. Deze maatschappij stelt een ontwerptekst van een standaard op. De definitieve tekst wordt door België goedgekeurd in 1923 en door de FCI gepubliceerd op 16 juni 1963.

Het aantal gebruikte honden vermindert echter aanzienlijk door het verdwijnen van talrijke Ardeense hoeven en daarenboven nog het zeldzamer worden van de kuddes melkvee.

Rond 1985 leggen fokkers zich toe op het voortbrengen van honden die beter beantwoorden aan het in de standaard beschreven type waarbij ze vertrekken van deze bloedlijnen uit de Ardennen. Paradoxalerwijs is in het Noorden van het land dat enkele veedrijvers en kuddes, die opgetogen waren over de prestaties van deze honden bij het drijven van de kuddes, op discrete wijze maar met zorg en met kennis van zaken Bouvier des Ardennes hebben gefokt uit een rond 1930 overgebrachte stam.

Pas in 1996 heeft de officiële hondenliefhebberij deze foklijn ontdekt.

 

ALGEMEEN VOORKOMEN

Een middelgrote geblokte ruigaard, zonder enige aanspraak op elegantie.

Hij is kort en gedrongen, met een zwaarder beendergestel dan zijn omvang laat vermoeden en een krachtig hoofd.

De bepalingen kort, compact en gespierd zijn het best geschikt om hem te beschrijven.

Zijn ruw en warrelig haar (behalve op de schedel waar het korter en vlak is), zijn snor en zijn baardje, verlenen hem een nors voorkomen.

De Bouvier des Ardennes zal in stand in zijn natuurlijke houding gekeurd worden zonder fysiek contact met de voorbrenger.

 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN

  • De lichaamslengte, vanaf het boegpunt tot aan het zitbeenpunt, is ongeveer gelijk aan de schofthoogte
  • De borstdiepte is ongeveer de helft van de schofthoogte
  • Het hoofd is eerder kort en de snuit is duidelijk korter dan de schedel die zelf iets langer dan breed is

 

GEDRAG / TEMPERAMENT

De Bouvier des Ardennes geeft blijk van veel uithoudingsvermogen en energie.

Hij is opgeruimd, nieuwsgierig, lenig en sociaal.

Zijn voornaamste eigenschap is zijn aanpassingsvermogen zodat hij zich onder alle omstandigheden op zijn gemak voelt.

Hij is hardnekkig en uiterst moedig bij het verdedigen van zijn gezin, zijn bezit en zijn territorium.

 

HOOFD

Krachtig, eerder kort.

 

SCHEDELGEDEELTE

Schedel : breed en vlak, de bovenlijn evenwijdig aan die van de snuit.

De middengroef en de achterhoofdsknobbel zijn nagenoeg zichtbaar.

De wenkbrauwbogen worden geaccentueerd door de borstelige wenkbrauwen.

De jukbeenderen noch uitstekend noch sterk gebogen.

Stop : aangeduid maar zonder overdrijving.

 

SNUITGEDEELTE

Neus : breed, altijd zwart.

Snuit : breed, zwaar en goed opgevuld onder de ogen, duidelijk korter dan de schedel, bedekt met opstaande haren die de binnenhoek van het oog bedekken. De zijden van de snuit en de wangen liggen in elkaars verlengde.

Lippen : dun, aangesloten, de randen altijd zwart. De mondhoek niet hangend. De boven- en onderlippen, de onderkaak en de kin zijn bedekt met haren van 5 tot 6 cm die een snor en een baardje vormen.

Kaken / tanden : de kaken zijn krachtig. Het gebit is volledig en beantwoordt aan de tandformule. Het ontbreken van 2 premolaren 1 (2 P1) wordt aanvaard en de molaren 3 (M3) worden niet in aanmerking genomen. De snijtanden van het “schaargebit” zijn regelmatig ingeplant in de vorm van een goed geopende boog.

Een “tanggebit” zonder verlies van contact wordt aanvaard maar heeft niet de voorkeur.

De mondholte moet zo gepigmenteerd mogelijk zijn.

Wangen : goed vlak maar gespierd.

Ogen : matig groot, niet te ver uit elkaar, licht ovaal, nooit bolrond noch uitpuilend, zo donker mogelijk. De oogleden zijn zwart omrand en de bindvliezen mogen niet zichtbaar zijn.

Oren : niet gecoupeerd. Ze zijn hoog aangezet, duidelijk driehoekig, eerder klein.

Wanneer neergeslagen mag de oorpunt niet verder reiken dan de buitenhoek van de ogen.

Strakke, rechtop staande en spitse oren hebben de voorkeur.

Eveneens toegelaten zijn staande oren, met de punt naar voren vallend, of half staande naar buiten gevouwen oren.

 

HALS

Krachtig, gespierd, goed uitkomend, eerder cilindrisch, licht gewelfd, voldoende rechtop, zonder keelhuid.

 

LICHAAM

Krachtig, zonder plompheid, de ribben eerder rond dan vlak.

De lengte, vanaf het boegpunt tot aan het zitbeenpunt, is ongeveer gelijk aan de schofthoogte. De flanken zijn erg kort.

Bovenlijn : horizontaal, breed, krachtig en sterk.

Schoft : licht uitkomend.

Rug : gespierd en goed vast, soepel zonder schijn van zwakte.

Lendenen : kort, goed breed, gespierd, in dwarsrichting tamelijk vlak.

Kruis : breed, zeer licht hellend of bij voorkeur horizontaal.

Borst : breed, diepte tot aan de ellebogen, de ribben goed gewelfd vooral in hun bovenste derde. Het onderste gedeelte van de borst moet in dwarsrichting een zekere ronding vertonen. Van voren gezien is de voorborst voldoende breed.

Onderlijn : de voldoende opgevulde buik is een weinig opgetrokken.

 

STAART

De grote meerderheid wordt met een korte staart geboren en een behoorlijk aantal staartloos. De staart is dik en hoog aangezet.

Korte staart : in rust in het verlengde van de bovenlijn en in beweging iets hoger gedragen.

In de landen waar er een coupeerverbod geldt wordt een volledige staart toegelaten.

 

LEDEMATEN

VOORSTE LEDEMATEN

Algemeen beeld : stevig beendergestel. De voorbenen zijn sterk gespierd, van alle zijden gezien loodrecht en van voren gezien goed evenwijdig.

Schouder  : middelmatig lang en schuin met een zwaar spierstelsel. Het schouderblad vormt met de opperarm een hoek van ongeveer 110°.

Opperarm : lang en goed gespierd.

Elleboog : vast, noch uitdraaiend noch aangedrukt.

Voorarm : recht en sterk.

Pols : stevig en duidelijk afgetekend, laag bij de grond.

Voormiddenvoet : sterk, kort, zeer licht hellend.

Voorvoeten : rond, goed gesloten gewelfde tenen. Donkere zoolkussens, dik en elastisch, nagels donker en stevig.

 

ACHTERSTE LEDEMATEN

Algemeen beeld : gespierd, middelmatig gehoekt, van achteren gezien goed evenwijdig.

In stand moet de achtervoet zich in zijaanzicht juist achter de verticale lijn vanuit het zitbeenpunt bevinden.

Dij : sterk gespierd, gevleesd en sterk.

Onderbeen : matig lang en goed gespierd.

Sprong : laag bij de grond, breed en gespierd.

Achtermiddenvoet : in zijaanzicht een weinig hellend. Zonder hubertusklauwen.

Achtervoeten : rond, goed gesloten, gewelfde tenen. Donkere zoolkussens, dik en elastisch.

Nagels donker en stevig.

 

GANGWERK

De ledematen bewegen zich evenwijdig aan het mediaanvlak van het lichaam dat goed in de richting van de voortbeweging blijft. De snelle en uitgrijpende pas en de levendige draf zijn de normale gangen. De Bouvier des Ardennes is een typische galop-hond maar hij is in staat om in volle beweging van richting te veranderen bij eender welke gang of snelheid.

Bij het draven is er een goed tredwijdte, regelmatige gangen met een uitstekende stuwing van de achterbenen waarbij de bovenlijn goed strak en stevig blijft.

De hond mag niet in telgang gaan.

De Bouvier des Ardennes is actief en staat weinig stil.

Door zijn aanleg om de kuddes te drijven loopt hij in vrijheid meestal in halve cirkels achter zijn meester aan.

 

HUID

Goed strak, zonder plooien te vormen, maar soepel.

De randen van de oogleden en van de lippen zijn altijd sterk gepigmenteerd.

 

VACHT

HAAR

De vacht moet het mogelijk maken om in de openlucht te leven en de kuddes te hoeden en te drijven ongeacht de soms extreme weersomstandigheden in zijn streek van herkomst.

Het dekhaar moet droog zijn, ruig en warrelig, ongeveer 6 cm lang over het hele lichaam, maar korter en vlakker op de schedel, met aanwezigheid van wenkbrauwen.

Het haar moet een snor en baardje vormen van ongeveer 5 tot 6 cm lang en moet de binnenhoek van het oog verbergen.

De voorarmen zijn bedekt met korter maar droog haar dat wat verward is waardoor ze er cilindervormig uitzien met korte franjes op de achterkant.

De dijen zijn achteraan bekleed met langer haar dat de broek vormt.

De buitenkant van de oren is bedekt met korte, zachte en rechte haren met hier en daar schaarse, langere haren.

De gehoorgang is beschermd door lange haren die niet te onderscheiden zijn van de beharing van de halskraag die bestaat uit naar achteren gerichte haren rond de keel.

De ruimte tussen de zoolkussens is bedekt met erg kort haar

Het onderhaar is gedurende alle seizoenen zeer dicht en in de winter nog overvloediger en biedt de hond een goede bescherming tegen de wisselvalligheden van het weer.

Ook op de ledematen is onderhaar aanwezig.

Het onderhaar is ongeveer half zo lang als het dekhaar.

 

KLEUR

Alle kleuren zijn toegelaten behalve wit.

De kleur van het onderhaar is volgens die van de bovenvacht.

Een witte aftekening op de voorborst of witte teentoppen zijn toegelaten maar ongewenst.

De vacht is dikwijls gestroomd (door elkaar gemengde grijze, zwarte en vaalrosse haren), grijs gaande van licht tot donker grijs, bruin, ros of strogeel.

 

GROOTTE EN GEWICHT

SCHOFTHOOGTE

Reuen : 56 – 62 cm

Teven : 52 – 56 cm

Tolerantie van + / - 1 cm

 

GEWICHT

Reuen : 28 – 35 kg

Teven : 22 – 28 kg

 

FOUTEN

Alles wat afwijkt van het voorgaande dient te worden aanzien als fout en moet worden bestraft naargelang de ernst ervan

  • Algemeen voorkomen : te zwaar, te elegant, te hoogbenig
  • Hoofd : slechte verhoudingen, gebrek aan parallelle lijnen, te fijne snuit, te weinig of teveel garnituur, ramsneus of convexe neusrug, teveel of te weinig stop, te gewelfde schedel
  • Tanden : slecht geplaatste snijtanden, ontbreken van 1 snijtand (1I), 1 premolaar 2 (1 P2) of 1 premolaar 3 (1 P3)
  • Ogen : licht, rond, uitpuilend of diepliggend
  • Oren : te breed aan de basis, laag aangezet, afgeronde punten, divergent of convergent wanneer ze rechtop worden gedragen
  • Hals : slank, lang, diepliggend
  • Bovenlijn : zwak, lang of smalle rug en/of lendenen, doorgezakte of karperrug
  • Borst : onvoldoende diep, onderlijn zonder dwarse ronding, te smal
  • Staart : te laag aangezet, te hoog gedragen, tussen de benen getrokken, met een haal of zijwaarts gedragen
  • Gangwerk : nauwe beweging, onvoldoende stuwing, korte paslengte, steppend
  • Vacht : onvoldoende hard, vlak liggend, hoofdgarnituur te kort of te overvloedig, te lang haar op de schedel, ledematen met teveel of te weinig garnituur, franjes aan een lange staart. Onderhaar niet dicht genoeg, te kort of te lang
  • Kleur : teveel wit op de borst of voeten
  • Temperament : terughoudend, lusteloos

 

DISKWALIFICERENDE FOUTEN

  • Temperament : agressief of zenuwachtig
  • Elke duidelijke fysieke of gedragsafwijking
  • Algemeen voorkomen : gebrek aan type
  • Neus; lippen, oogleden : gebrek aan pigment
  • Gebit : boven- of ondervoorbijten, zelfs zonder contactverlies (omgekeerd schaargebit), kruisgebit, ontbreken van een scheurkies boven (1 P4) of onder (1 M1), 1 molaar (1 M1 of 1 M2 maar niet de M3), 1 premolaar 3 (1 P3) samen met een andere tand of in totaal 3 of meer ontbrekende tanden
  • Ogen : geel, Chinese ogen, verwilderde blik
  • Oren : gecoupeerd of vlak tegen de wangen liggend
  • Staart : verticaal opwaarts gedragen of gekruld
  • Vacht : elk toilet : lang of erg kort haar, recht of krullend, wollig of zijdeachtig, gebrek aan hoofdgarnituur of zodanig veel dat het de ogen volledig verbergt of zelfs de vorm van het hoofd, gebrek aan onderhaar
  • Kleur : witte vacht of elders wit buiten op de borst en aan de tenen
  • Grootte : buiten de aangegeven standaardmaten

N.B.

  • Reuen moeten 2 normale teelballen hebben die volledig tot in het scrotum zijn ingedaald
  • Enkel functionele en klinisch gezonde honden met een typische rasmorfologie mogen gebruikt worden voor de fok

 

 

 

 

FOTO’S VAN DE BOUVIER DES ARDENNES